Ga direct naar
Inhoud
of
Menu
Judo
Reg
Hoofdnavigatie
Home
JudoReg
Zoeken
Contact
Onderwerp:
Bezoek historie
Civiel effect. Keurslijf of keurmerk?
Geldigheid:
vandaag
Versie:
1
Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.
Documentgegevens
Versies
Work
Identificatie
JCDI:ALT319
Titel
Civiel effect. Keurslijf of keurmerk?
Type publicatie
Tijdschriftartikel
Auteur
Margreet Ahsmann
Deze versie
Identificatie
JCDI:ALT319:1
Taal
Publicatiedatum
2019-04-06
Bereik in plaats
Nederland
Publicatie
Open Recht
Afleveringnummer
2019
Jaar van uitgave
2019
Uitgever
Open Recht
Samenvatting
Als juridische faculteiten verantwoordelijk willen zijn voor de vooropleiding van advocaten en rechters dienen zij ook op een academische wijze invulling te geven aan het ‘profiel’ van de afgestudeerde togajurist zodat er een opleidingscontinuüm kan ontstaan, zoals medici met de specialisatieopleidingen doen. De eisen voor het civiel effect vormen dan geen ‘keurslijf’ maar een uitdaging om te kunnen voldoen aan een meerlagige rechtsorde en de ingewikkelde maatschappelijke werkelijkheid. Het gaat er om competente togajuristen te vormen die tot in hun haarvaten beseffen wat ‘recht’ is en hoe dit toe te passen.[1] Het civiel effect, nodig om tot advocatuur en rechterlijke macht te worden toegelaten, is een onderwerp dat me na aan het hart ligt.[2] Met enige regelmaat blijft het de gemoederen bezig houden. Op 21 januari jl. vond in de Leidse juridische faculteit een debat plaats tussen Marc Wissink (hoogleraar te Groningen en A-G bij de Hoge Raad) en Martijn Snoep (bestuursvoorzitter van De Brauw) over de vraag hoe het juridisch onderwijs van de toekomst eruit zou moeten zien.[3] De discussie kwam in de kern neer op de vraag of het in de opleiding zou moeten gaan om méér (Wissink) of juist om minder (Snoep) positief recht. Snoep is een van de bestuursvoorzitters van vijf gerenommeerde advocatenkantoren die vorig jaar maart bepleitten om de wettelijke eis te schrappen dat alleen bachelors in de rechten tot de advocatenopleiding zouden mogen worden toegelaten. De advocatuur zou volgens hen juist gediend zijn bij generalisten.[4] De rechtenopleiding zou multidisciplinair van karakter moeten zijn; méér aandacht in de studie dus voor politicologie, sociologie, economie, psychologie, empirische wetenschappen e.d. Precies een jaar later bepleit Sjoerd Claessens (Universiteit Maastricht) in dit blad eveneens afschaffing van de eisen voor het civiel effect.[5[ Terwijl de bestuursvoorzitters van mening zijn dat een brede bachelor kan volstaan, wil Claessens ook studenten die een bachelor internationaal recht hebben gevolgd in laten stromen in een togaberoep (hetgeen thans niet mogelijk is zonder het wegwerken van deficiënties). Hij is een vertegenwoordiger van de stroming die een Europees, internationaal curriculum propageert.[6] Invulling van de studie met nationaal recht zou slechts voor de master gereserveerd kunnen blijven. Om nog wel kwaliteitseisen te stellen aan de instroom in de togaberoepen wil Claessens in de plaats van ‘de kennisgeoriënteerde eisen zoals die nu zijn vastgelegd in de twee AMvB’s aangaande de beroepsvereisten een competentiecatalogus formuleren naar het Besluit opleidingseisen arts waarbij kennis en met name inzicht een integraal onderdeel zijn van de competentiecatalogus.’ (p. 565) En in het verlengde daarvan: ‘Competenties zouden centraal moeten staan in het ontwikkelen van de eisen waaraan een afgestudeerde jurist zou moeten voldoen’, (p. 564). Op deze wijze kan volgens hem worden ontkomen aan ‘de knellende jas van het civiel effect’. Legio zijn inmiddels de ideeën hoe de vereisten voor het civiel effect verkregen zouden moeten kunnen worden. Ieder spreekt over de opleiding vanuit zijn eigen beeld en beroepsperspectief; ik dus ook. Intuïtie en ervaring zijn namelijk nog steeds bepalend voor de vraag wat een goed jurist is en dus hoe een goede opleiding eruit ziet. Volgens Claessens zou het in de rechtenstudie moeten gaan om ‘het dieper begrijpen van de onderliggende vragen (…) en dat het (…) aan het diepere begrip ontbreekt om deze kennis te plaatsen, te contextualiseren en uiteindelijk in te zetten’ (p. 565)’. Ik onderschrijf dat van harte. De vraag is wel hoe je die doelstelling bereikt op de drie hoofdgebieden van ons recht waarop het civiel effect ziet: privaatrecht, staats- en bestuursrecht en strafrecht (inclusief het procesrecht). En dan scheiden onze wegen zich. Dat is op zichzelf niet verbazingwekkend want de ideeën hoe de rechtenstudie vorm te geven, verschillen wereldwijd. Overal worstelt men met de inrichting van de opleiding, het gewenste niveau en de mate van specialisatie.[7] De discussie past dus in een traditie en wordt in Nederland overigens ook al eeuwenlang, sinds het einde van de 16e eeuw dus, gevoerd.[8] Interessant is de vraag of inderdaad de civiel-effectproblematiek wordt opgelost door de civiel-effecteisen om te vormen naar een meer omvattende competentiecatalogus naar het voorbeeld van de medici. Daartoe zal ik wat dieper in gaan op de vormgeving van het medische curriculum, daarbij reflecterend op hetgeen door Claessens is betoogd. Eerst zal ik bespreken wat een competentiegerichte opleiding betekent en hoe medici de eisen voor hun civiel effect hebben vorm gegeven. Vervolgens zal ik betogen dat het formuleren van competenties geen oplossing biedt en dat loslaten van de civiel effecteisen, zoals ook de bestuursvoorzitters voorstaan, in velerlei opzichten een hellend vlak is. Civiel effect is een keurmerk, tot stand gekomen dankzij ingrijpende onderwijshervormingen. Dat laat overigens onverlet dat verder zou moeten worden nagedacht over mogelijke oplossingsrichtingen. Ik zal daartoe een aanzet geven.
Manifestaties
HTML
https://www.openrecht.nl/commentaar/203b2ca9-85e2-49eb-84d6-798dab4f767c/
Versie informatie document
Publicatie op JudoReg:
JCDI:ALT319
Huidige versie:
1
Verschijningsdatum huidige versie:
06-04-2019
(vanaf dit moment beschikbaar op JudoReg)
Formele datums van de inhoud:
Versie
1
[versie op het scherm]
Overzicht van meest recent bekeken documenten